De tango is een van de bekendste culturele gebruiken in Argentinië, met Buenos Aires als aanvankelijke tangohoofdstad. Deze dans is ontstaan in de armere wijken La Boca en San Telmo rond de negentiende eeuw; hedendaags zie je in La Boca nog koppels op straat en in horecagelegenheden dansen voor toeristen. De oorsprong van de tango komt voort uit een samenstelling van Europese en Afrikaanse muziek- en dansstijlen. De Europese invloeden op de tango stammen vanzelfsprekend af van de Europese migranten die massaal naar Argentinië vertrokken.
De Afrikaanse invloeden komen vanuit Cuba en is ontstaan uit een mix van muziektradities van de nakomelingen van Afrikaanse slaven in Argentinië en Uruguay. De exacte herkomst van het woord tango heeft geen algemene erkenning. Een aannemelijke assumptie is dat het van een Afrikaanse taal afstamt en ‘gesloten ruimte’ betekent. De slavenhandelaren gebruikten dit woord voor de plekken waar slaven werden verhandeld, al werd het daarna gebruikt in Amerika als benaming voor de plek waar slaven samenkwamen om te dansen.
De gouden tijd van de tango was in de periode tussen 1920 en 1950, het tijdperk van de bekende grote orkesten wat voor veel dansers nog altijd hun favoriete tangomuziek is. De Argentijnse tango is in tegenstelling tot de ‘Ballroom Tango’ een geïmproviseerde dans, er zijn een aantal vaste figuren maar er zit geen volgorde in. Met de tango wordt er dicht bij elkaar gedanst, tevens kan het ritme veranderen, kunnen beide dansers gelijkwaardig zijn en ontstaat zo een ontzettend spannende dans. Er worden met de jaren telkens nieuwe inzichten toegevoegd aan de tango, daardoor is de ultieme tango dansen eigenlijk onmogelijk en zal een danser nooit tevreden zijn over het resultaat.