Longyearbyen is de grootste stad van Spitsbergen, Noorwegen en is gelegen aan de Adventfjord, die deel uitmaakt van de veel grotere Isfjorden. Verder naar het oosten liggen nog de Sassenfjorden en ten noorden van de stad liggen de Billefjorden.
De stad is vernoemd naar John Munro Longyear, die er in 1906 startte met de ontginning van een kolenmijn. In 1916 werd de operatie overgenomen door Store Norske Spitsbergen Kulkompani (SNSK), die er nog steeds mijnbouw uitvoert.
Van oudsher was de stad een industriestad, maar de meeste mijnbouwactiviteiten zijn sinds de jaren negentig naar Sveagruva verhuisd. Sindsdien kent de stad ook een toenemende toestroom van toeristen en natuuronderzoekers. Dit kun je goed zien aan de komst van instellingen zoals het universiteitscentrum op Svalbard, de Svalbard Global Seed Vault en het satellietstation Svalbard.
Geografische ligging
Longyearbyen is de grootste nederzetting op Spitsbergen en ligt in het lager gelegen deel van de Longyear Valley langs de Longyear rivier. De lagere delen van de stad liggen langs de zuidwestelijke oever van de baai van Adventfjorden, een zijtak van de enorme Istfjorden.
Longyearbyen ligt op het schiereiland Nordenskiöld Land, het grootste eiland van het archipel. Het is de meest noordelijke stad ter wereld.
De stad is verdeeld in verschillende wijken. Aan de westkant van de rivier, langs de baai, ligt de haven met industriële panden. Het westelijk deel van dit gebied heet Bykaia en het oostelijke deel van de Sjøgebied. Net iets hoger gelegen ligt Skjæringa, de plaats waar de lokale overheden zijn gevestigd. Iets hoger gelegen in de vallei aan de westkant ligt Gamle Longyearbyen (het oude Longyearbyen) en de kerk.
De meeste woningen, commerciële en culturele gebouwen bevinden zich aan de oostkant van de rivier. Net ten westen van de stad ligt de luchthaven.
Geschiedenis van Longyearbyen
De Amerikaanse industrieel John Munroe Longyear bezocht Spitsbergen als toerist in 1901, waar hij kennis maakte met iemand die onderzoek deed naar delfstoffen. Hij keerde terug naar Spitsbergen in 1903, waar hij samen met Frederick Ayer de Noorse claims aan de westkant van Adventfjorden kocht. In 1906 was de Arctic Coal Company in Boston geboren, met Ayer en Longyear als hoofdaandeelhouders. Er werden mijnwerkers gestationeerd en de nederzetting werd Longyear City genoemd.
Door de crisis tijdens de Eerste Wereldoorlog werden de mijnen in 1916 verkocht aan Store Norske. Dat jaar bouwde SNSK vijf nieuwe barakken, waaronder een ziekenhuis. In de loop der jaren werden meerdere mijnen geëxploiteerd en kwamen er een kerkhof, wegen en een kantoorgebouw bij en het stadje kreeg steeds meer vorm.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog in 1943 stuurde de Duitse Kriegsmarine twee slagschepen naar Spitsbergen. Slechts vier panden overleefden de bombardementen, waardoor het leven compleet stil kwam te liggen.
Na de tweede wereldoorlog
Na de oorlog werd Longyearbyen snel weer opgebouwd om de productie in de mijnbouw te kunnen hervatten. De wijk Nybyen werd ingericht in 1946 en bestond uit vijf barakken, elk voor 72 mensen. In 1948 werd de eerste uitgave van de Svalbardposten gepubliceerd en was dus ook de eigen krant geboren. In 1949 kreeg Longyearbyen telefonische verbinding met het vasteland en werd er tevens een boerderij gebouwd met vee voor melk, varkens en kippen om de bevolking van voedsel te voorzien.
In de jaren vijftig werden er een basisschool en middelbare school gebouwd voor de jeugd.